Toplocatie

Oldengaerde

Op Oldengaerde stond de tijd drie eeuwen stil

Een beetje verscholen in het groen ligt even buiten Dwingeloo havezate Oldengaerde. Een statig huis met een gracht eromheen. Gemetselde zuilen benadrukken de achtenswaardige gevel met het jaartal 1717. In dat jaar liet Cornelis van Dongen jr. Oldengaerde verbouwen volgens de laatste mode van die tijd. Het was dezelfde stijl als waarin de Amsterdamse kooplui hun huizen langs de grachtengordel bouwden. Drie eeuwen later illustreert dit prachtige ‘grachtenpand’ aan het Westeinde in Dwingeloo de welvaart van de Drentse adel van vroeger.

Oldengaerde stond er in de middeleeuwen al. Voor zover we weten liet ene Reynolt van Echten vlak na het jaar 1400 het eerste huis op deze plek bouwen. Volgens bouwhistorici moet het een sober rechthoekig stenen huis geweest zijn. Het hele leven speelde zich in één grote ruimte af die dienst deed als woonkamer, slaapkamer, keuken en kantoor tegelijk.

 

De Van Echtens hoorden tot de oudste Drentse adel. Terwijl in de middeleeuwen elders de adel een stevige vinger in de pap had, hadden de ridders in het bestuur van de Landschap Drenthe net zoveel te zeggen als de boeren uit het dorp die eigen land hadden. Iedere ‘eigenerfde’ boer had een stem op de Drentse Landdag. Feitelijk waren de ridders toch ook gewoon boeren die van de opbrengsten van hun land moesten leven...

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog greep de Drentse landadel zijn kans om zich als aparte ‘stand’ te gaan gedragen. In 1603 kreeg de Ridderschap op de Landdag voor het eerst zelf één stem tegenover twee stemmen van de Eigenerfden.

Wie hoorde tot de Drentse Ridderschap? Het zou gaan om ‘diegeene die van outs daertoe gequalificeert gehouden syn’, maar daar werd de zaak er niet bepaald duidelijker op. Op zoek naar een helder criterium besloot de Landdag alleen iemand die in het bezit was van een ‘adellijke havezate’ toe te laten tot de Ridderschap. Je hoorde dus bij de Ridderschap als je daadwerkelijk op een oud adellijk huis woonde.

Na een discussie van jaren kwam er pas in 1646 een officiële lijst met daarop achttien havezaten. Eén daarvan was Oldengaerde. Van de oude havezaten zijn er nog maar zes over. Dat er in Drenthe meer dan achttien havezaten zijn, komt omdat je zo’n ‘recht van havezate’ kon verkopen waarna de nieuwe eigenaar dat recht op zijn eigen huis mocht overbrengen.

 

In 1660 droeg de laatste Van Echten het huis Oldengaerde over aan schoonzoon Cornelis van Dongen. De Van Dongens waren een vermogende familie. Bij de dood van Cornelis waren zijn drie zoons alle eigenaar van een eigen havezate. Cornelis van Dongen jr. kreeg Oldengaerde. Het was deze Cornelis van Dongen die het huis grootscheeps liet verbouwen in de zogenaamde ‘Vingboons stijl’ ,  naar de Amsterdamse architect Philips Vingboons. De strak aangelegde tuin kreeg een Grand Canal zoals de Franse koning Lodewijk XIV bij zijn paleis in Versailles had.

Ondanks alle pracht en praal gold ook voor een man als Van Dongen dat hij boer met de boeren gebleven is. Het grote bouwhuis naast de havezate was het centrum van het eigen landbouwbedrijf waar ook de houtteelt een belangrijke rol speelde.

 

Daarmee zijn we bij een andere opmerkelijke bewoner van de havezate terechtgekomen: Aalt Willem van Holthe, die dankzij de houthandel de rijkste man van Drenthe werd. Van Holthe kocht Oldengaerde in 1808 voor een bedrag van 20 duizend gulden.

Automatisch lid worden van het provinciaal bestuur zat er op dat moment niet meer in, de tijden waren veranderd. Het zal Aalt Willem van Holthe nauwelijks gedeerd hebben, de man had geen privileges nodig. Van Holthe bezat veel onroerend goed en grond. Hij zat – zoals gezegd – in de houthandel, bezat houtzaagmolens, handelde in bouwmaterialen en eikenschors voor leerlooierijen, hij bezat zelfs plantages in Suriname.

Van Holthe was één van de invloedrijkste Drenten van zijn tijd. Maar liefst veertig jaar was hij burgemeester van Dwingeloo en hij zat dertig jaar in Provinciale Staten. Behalve Oldengaerde bezat Van Holthe de havezaten Batinge en Rheebruggen in de buurt. Een opmerkelijk verhaal: hij liet beide huizen afbreken toen hij merkte dat ze als bouwmateriaal meer opbrachten dan in de verhuur...

Ruim twee eeuwen bleef Oldengaerde bewoond door de nakomelingen van Aalt Willem van Holthe. In 2013 besloot de familie het huis en het vijftien hectare grote landgoed aan Stichting Het Drentse Landschap te schenken om zo het karakter van hun unieke erfgoed ook in de toekomst te kunnen behouden.

 

Oldengaerde is één van de best bewaard gebleven Drentse havezaten. Tot op de dag van vandaag maakt het huis indruk. Wie voor het huis langs komt, blijft onwillekeurig even staan om zich te verwonderen over de deftigheid van vervlogen eeuwen. Ook binnen lijkt de tijd te hebben stilgestaan. De grote hal met zijn marmeren vloer en eindeloze lijkende trap imponeert je als bezoeker meteen al op de drempel.