Begrip vooral in de vervening gebruikt.
Daar werd vanouds de bovenste - voor turfbereiding ongeschikte - laag terzijde gezet. Na 1900, toen door de opkomst van de turfstrooiselindustrie alle bolster dreigde te worden afgevoerd, was het in Drenthe verordend ten minste 50 cm van de bovenste veenlaag, meestal bolster, te bonken. Deze dikte werd nodig geacht voor een goede dalgrondontginning (zie: Dalgrond). Veelal werd een deel van de bonkaarde al voor de winter 'gebonkt' . Met dat materiaal werd de vrije veenwand 'bestopt', om invriezen te voorkomen. Ook buiten de veenkoloniën werd de term 'bonken' gebruikt. Daar waar turf van onder stuifzand werd gegraven, werd het stuifzanddek gebonkt.