Begrip

Turfstrooisel

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Karel

Wordt gemaakt van de bovenste veenlagen.

Turfstrooisel bezit een hoog absorptievermogen en een desinfecterende werking. Daardoor is het onder andere zeer geschikt als strooisel in paardenstallen.

Turfstrooisel kwam aan het eind van de 19e eeuw in de belangstelling. Daar zijn twee redenen voor. In de eerste plaats ontwikkelde een Oldenburgse uitvinder een methode om turfstrooisel machinaal te verwerken tot balen. Daardoor werd het mogelijk het turfstrooisel op handzame wijze per schip en trein te vervoeren. In de tweede plaats nam in de grote steden het vervoer per paardentram snel toe. In plaatsen als Londen en Parijs bezaten vervoersmaatschappijen duizenden paarden. Zij vormden een aantrekkelijke afzetmarkt. In Nederland verschenen rond 1880 de eerste turfstrooiselfabrieken. In Zuidoost-Drenthe ontbrak in die tijd een goede infrastructuur van tram- en spoorlijnen. Mogelijkerwijs verklaart dit waarom de turfstrooiselfabrieken hier aanvankelijk geen succesvol bestaan leidden.

De Nieuw-Amsterdamse turfstrooiselfabrieken van Van Holthe tot Echten (1882), van de directeur van de Drentsche Landontginnings Maatschappij L.B.J. Dommers (1882), en van de Drentsche Machinale Turfmaatschappij (1884), die een jaar na haar bouw werd overgenomen door de Haagse handelsonderneming Rijk Key & Co hebben slechts kort gedraaid. In Hoogeveen daarentegen draaide spoedig enkele turfstrooiselfabrieken, zoals die van Pasman, ten Klooster & Winkel en Thomas & Co.

Rond 1900 werden ook de gebieden rond Emmen aantrekkelijk. Enkele belangrijke turfstrooiselondernemingen waren: Maatschappij Klazienaveen, Griendtsveen, Coöperatieve Turfstrooiselfabriek, de Coöperatieve Turfstrooiselfabriek Barger-Oosterveen en de drijvende turfstrooiselfabriek van Visscher, Gorter en Heldring. In de jaren '20 voegde zich daarbij de Oud-Schoonebeeker Turfstrooiselfabriek van Veldkamp die door een succesvolle concurrentiestrategie snel opklom naar de tweede plaats achter Griendtsveen.

De productie van turfstrooisel was betrekkelijk eenvoudig. Het product werd vervaardigd uit de bovenste lagen veen, het zogenaamde bolster- , wit- of grauwveen. De hieruit gegraven turf was veel minder geschikt als brandstof dan de daaronder gelegen zwarte turf: de calorische waarde was geringer en de stoffige samenstellingen veroorzaakte te veel roet. In de directe omgeving van de veenderijen werd de bolsterturf soms gebruikt, maar meestal legden verveners deze als afval terzijde. Na 1881 veranderde dat dus. De bolsterturf werd, net als andere turven, met de hand gestoken. De turven waren echter groter van omvang. Het drogen op de velden was absoluut noodzakelijk. De turfstrooisel had pas een acceptabele kwaliteit als het hooguit 40% vocht bevatte.

Na het luchtdrogen werden de bolsterturven naar de fabriek vervoerd, aanvankelijk per schip maar bij latere verveningen werd veelvuldig gebruik gemaakt van smalspoor. In de fabriek volgde eerst een proces van vermalen en zeven van de bolsterturf. Op deze wijze ontstonden twee kwaliteiten: fijn en grof turfstrooisel. Het eerste, voor 1881 meestal aangeduid als turfmolm, was geschikt in de land- en tuinbouw voor de verbetering van de samenstelling van de aarde en het vorstvrij houden van de grond. Het tweede werd met name in de stallen als alternatief voor stro gebruikt. Het vermalen turfstrooisel werd samengeperst tot rechthoekige balen. De balen werden bijeengehouden door latten en ijzerdraad. Betrof het export overzee, dan verpakte de fabrikant de balen in jute. Een standaardmaat bestond aanvankelijk niet. Maatschappij Klazienaveen maakte balen van 102 x 85 x 62 cm, hetgeen ongeveer neer kwam op 145 kg per baal. Andere ondernemingen produceerden soortgelijke balen, maar de maat was afhankelijk van de gebruikte pers. Pas na de WO I, toen de turfstrooiselfabrikanten gingen samenwerken in verkooporganisaties, werd standaardisatie van maten en kwaliteit steeds belangrijker.

Tot het einde van WO I was de afzet van turfstrooisel bevredigend. Toen raakte de markt in het slop. Belangrijke factor was dat de paardentram in de eerste helft steeds vaker werd vervangen door de elektrische. Ook het leger schafte aan het eind van de oorlog zijn paarden af en verving het door gemotoriseerde voertuigen. Het dwong de verveners naar andere toepassingen te zoeken. Die werden onder andere gevonden in de wegenbouw (turfstrooisel als drainagemateriaal), de tuinbouw, als isolatiemateriaal en dergelijke. Ook de internationalisering van de markt leverde nieuwe afzetmogelijkheden. Drents turfstrooisel werd over de hele wereld afgezet. De meeste turfstrooiselfabrikanten stapten in de jaren '50 over op de productie van potgrond en tuinturf. In de jaren '70 verdween de levering van turfstrooisel voor hen steeds verder naar de achtergrond. 

Literatuur

  • Lit.: M.A.W. Gerding e.a. (red.), Van turfstrooisel tot actieve kool (Zwolle 1997)
  • H.F. van de Griendt, Uit sphagnum geboren. Een eeuw turfstrooiselindustrie in Nederland 1882-1983 (Tilburg 2002).