Aanleggen, verplegen, beschermen en beheren van bossen op zodanige wijze, dat de te vervullen functies (natuurlijke omgeving, landschapsschoon, recreatie, houtproductie, bodembescherming) zo goed mogelijk worden gediend.
Belangrijk uitgangspunt daarbij is de duurzame instandhouding van de kwaliteit van de groeiplaats. Die groeiplaats is letterlijk de basis van het bos en moet in staat zijn meerdere generaties bosbegroeiing te kunnen dragen en voeden. In de bosbouw onderscheidt men drie onderdelen: de ecologische kant, die de leer van de bosteelt (eigenschappen van bomen en bossen, levensprocessen van het bos), bosbescherming en bosexploitatie omvat, de economische kant, die bosbedrijfsregeling, de houtmeetkunde, de organisatie van het bosbeheer de economie van een bosbedrijf omvat en de sociaal-economische kant. Deze houdt zich bezig met de sociaal-economische betekenis van bos voor de volkshuishouding van een land, inclusief de bospolitiek. Om ecologische redenen wordt in de Drentse bossen steeds meer gewerkt met alleen inheemse soorten. Aan de Wageningse Universiteit wordt door twee hoogleraren bosbouwwetenschappen gedoceerd: Bosteelt en Bosecologie en Bos- en Natuurbeleid. Larenstein in Velp biedt hogere en middelbare opleidingen in bos- en natuurbeheer aan.