Begrip

Waterschap

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Brood & Vegter

Lagere overheid, ook wel functionele democratie genoemd, belast met de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied.

Een in de Middeleeuwen ontstane organisatievorm met een lange traditie. Van oorsprong gericht op de strijd tegen het water: het afvoeren van water voor het houden van droge voeten en het kunnen bewerken van landbouwgronden. Om deze reden waren het toen hoofdzakelijk boeren die zich in waterschappen organiseerden om gezamenlijk de ontwatering en afwatering van hun gronden te kunnen regelen.

Thans zelfstandige lichamen van openbaar bestuur met een eigen bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid, gestoeld op de per 1 januari 1992 in werking getreden Waterschapswet, waarin niet alleen agrariërs, maar ook eigenaren van gebouwen en ingezetenen van het gebied zitting hebben en betrokken zijn bij de omslagplicht.

In Drenthe lag de zorg voor het waterbeheer in de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd bij de buurschappen. Ook het onderhoud van wegen en bruggen werd door de buren uitgevoerd. Na 1600, toen het Drentse bestuur beter georganiseerd werd, had de drost de schouw over de wegen en na 1664 ook over de waterwegen. Geleidelijk groeide het besef dat het waterbeheer een bovenlokale zaak was.

In Drenthe kwamen in de eerste helft van de 19e eeuw enkele openbare lichamen tot stand, die wij nu waterschappen zouden noemen: de Commissie van directie over het Hoornsche Diep (1822), de polder Oosterbroek (1837), de polder Nijeveen (1840) en het kerspel Kolderveen (1841). Bij de grondwetswijziging van 1848 kregen Provinciale Staten de bevoegdheid om waterschappen op te richten. Aanvankelijk maakten zij hiervan weinig gebruik, omdat de gemeenten de schouw over riviertjes en waterlossingen naar tevredenheid uitoefenden. De bevoegdheden van de polderbesturen waren echter te gering voor een efficiënt beheer. Daarom richtten de Staten in 1862 de eerste waterschappen op in Roderwolde en Nijeveen en Kolderveen. De basis werd het Algemeen Reglement voor de waterschappen.

In de periode 1863-1940 werd een groot aantal waterschappen opgericht met over het algemeen kleine oppervlakten. In 1940 waren er 157 waterschappen met een gemiddelde oppervlakte van nog geen 900 hectaren. Het in 1915 opgerichte waterschap De Kieviterij was met 31 ha de kleinste. Het eerste interprovinciale waterschap was het in 1870 opgerichte Zuidlaren-Hoogezand. In 1910 deed het overkoepelende waterschap zijn intrede in Drenthe: waterschap De Oostermoersche Vaart. In 1927 volgde De Oude Vaart, in 1932 De Wold Aa.

Halverwege de 20e eeuw bleek het Drentse waterschapsbestel verouderd. Er waren teveel kleine waterschappen, het ontbrak aan een professioneel apparaat, hooggelegen gronden lagen buiten het waterschapsverband en de waterhuishouding was slecht. Sindsdien is er gewerkt aan de oplossing van deze problemen. Het stroomgebied van een rivier werd de basis voor de organisatie van het waterschapswezen. Fusies van waterschappen maakten een beter ambtelijke ondersteuning mogelijk. Zo heeft er een indrukwekkende schaalvergroting plaatsgevonden. In 1982 waren er nog maar 17 waterschappen. Momenteel kent Drenthe vier waterschappen, die overigens provinciegrensoverschrijdend zijn: het waterschap Reest en Wieden (deel Overijssel en Zuidwest-Drenthe), Velt en Vecht (deel Overijssel en Zuidoost-Drenthe, Noorderzijlvest (deel Groningen en Noordwest-Drenthe) en Hunze en Aa's (deel Groningen en Noordoost-Drenthe).

Naast de schaalvergroting hanteren de waterschappen tegenwoordig ook een zogenaamde 'brede kijk'. Dit betekent dat het waterbeheer niet alleen gericht is op de landbouw, maar in toenemende mate ook op het waterbeheer in de stad en in natuurgebieden. Beide stellen specifieke eisen aan de inrichting van het watersysteem en het beheer ervan. Verder belangrijk is dat sinds 2000 de waterschappen verantwoordelijk zijn voor zowel het kwantiteitsbeheer (waterpeilen) als het kwaliteitsbeheer (waterkwaliteit). Daarom spreekt men ook van zogenaamde 'all in' waterschappen. De kwaliteitstaak hebben de waterschappen overgenomen van het voormalige Zuiveringsschap Drenthe. Kort gezegd betekent dit dat waterschappen ervoor zorgen dat er voldoende water van goede kwaliteit voorhanden is. 

Literatuur

  • Lit.: G.A. Coert, Drenthe en zijn waterschappen (Meppel 1984)
  • Coert, Stromen en schutten.