(Assen 1831 - 's-Gravenhage 1917) Bestuurder.
Zoon van E.A. Smidt. Studeerde rechten te Groningen, waar hij in 1851 magna cum laude op stellingen promoveerde. Aansluitend werkzaam als advocaat en procureur te Assen van 1851-1866, archivaris van Drenthe van 1857-1866 en griffier van de Staten, 1866-1877 (op non-actief sinds 1871).
Smidt was van 1871-1877 liberaal lid van de Tweede Kamer namens het district Assen, en van 1881-1891 namens het district Emmen. Twee maal bekleedde hij het ambt van minister van Justitie: van 1877-1879 en 1891-1894. Tussendoor was hij o.a. Gouverneur van Suriname (1885-1888). Zijn belangrijkste wapenfeiten als minister zijn de invoering van de Wet op het Nederlanderschap (1892), de Faillissementwet (1893) en, samen met minister Lely, de Merkenwet (1893). Auteur van de publicaties Scheiding van staat en kerk en het budget van eeredienst (1872) en de vijfdelige Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht (1881-86; met medewerking van zijn zoon E.A. Smidt jr.).