Locatie

Ruinerwold

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Schaafsma
Bron: Drents Archief

Dr.: Runerwold, 't Wold

1. Voormalige gemeente, zie: De Wolden.

2. Wegdorp in de gemeente De Wolden (tot 1998 Ruinerwold), hoofdplaats van de voormalige gemeente; 2353 inwoners en 996 woningen (2000). Gelegen op een zandrug ten zuidwesten van Ruinen, ten noordoosten van Meppel en ten noordwesten van Koekange. GHAN (1851-55), J. Kuyper (1867) en HAD (1884-1908) situeren Ruinerwold bij/als het toenmalige Blijdenstede (nu Blijdenstein). Betekenis van de naam: wold (= bos) bij het dorp Ruinen; zie voorts: Ruinen. Later werd de uitbouw tussen Dijkhuizen en Haakswold, in noordelijke richting, het nieuwe centrum, ver weg van de kerk te Blijdenstein.

De vroegere wegdorpen Haakswold, Dijkhuizen, Kalekluft en Ruigekluft worden thans - als wijken - tot Ruinerwold gerekend; Oosteinde is een feitelijke voortzetting ervan in noordoostelijke richting. Het geheel is liefst 9 km lang langs twee parallel lopende wegenstelsels, evenwijdig aan de Wold Aa. Het zijn veenontginningsdorpen, die in de loop der tijden aaneengegroeid zijn. De landerijen liggen in smalle stroken achter de boerderijen, met koehekken als afscheiding tussen bouw- en weiland. De ontginning en verdeling van de woeste gronden werden, na verkoop of schenking door de markegenoten, ter hand genomen door het klooster van Ruinen, na 1325 Dikninge. Te Blijdenstede (het oude Ruinerwold) waren overigens ook privé-ontginningen geschied.

In 1641 lag te Haakswold (het westelijk deel van Ruinerwold) 60% van het totale areaal aan bouwland braak; een derde deel hiervan werd aangemaakt tot permanent groenland. In 1650-1832 nam het bouwland hier met ca. 40% af en werd de veeteelt steeds belangrijker. Omstreeks 1800 had 75% van de bedrijven zes of meer runderen, veel voor die tijd. In de periode 1870-1940 werd Ruinerwold gekenmerkt door rundveeteelt, varkenshouderijen en biggenfokkerijen (met name 6-weekse biggen). Rond 1910 bezat 50% van de boeren meer dan vijf varkens.

Onder invloed van de gunstige conjunctuur ontstonden omstreeks 1900 veel fraaie boerderijen, met name te Haakswold ('Golden Endje'). Een aantal panden bezit een zgn. onderwoning voor de ouders in ruste. De meeste boerderijen hebben thans alleen een woonfunctie (forensisme op Meppel). Tussen Dr. Larijweg en Wolddijk ligt midden in de bebouwing de grootste grasdrogerij van Nederland.

De pastoor van Ruinerwold was evenals die te Ruinen en Westerbork geen wereldgeestelijke, omdat de betreffende kerken onder Dikninge vielen. Bovendien gaven de pastoors onderwijs, betaald uit de vicarie-inkomsten. De pastoor van Ruinerwold, toen dus nog Blijdenstede, ging in 1598 over tot de gereformeerde leer. Op de synode van Anloo (september 1600) wist men met de predikanten van Ruinen en Ruinerwold in die zin geen raad, omdat de heerlijkheid Ruinen waartoe ook Ruinerwold behoorde, niet tot Drenthe leek te behoren. Op de synode te Rolde (1601) werd de heerlijkheid kerkelijk ingedeeld bij de Westerclassis, evenals de dingspillen Rolde, Beilen en Diever, na de synode te Assen in 1602 viel Ruinen onder de classis Meppel. De landschapskerk bleef vanuit de gemeenten gezien een onmondige kerk, tot ver in de 19e eeuw. In 1650 moesten zelfs de rentmeester en een classicaal predikant bij het beroepingswerk door tweehonderd gewapende mannen worden beschermd.

De hervormde kerk van Ruinerwold, staande in het gehucht Blijdenstein, is in oorsprong een romaanse kerk uit de 12e eeuw, maar in de 15e en 16e eeuw verbouwd en vergroot. Zij bestaat uit een tweebeukig schip. De zuidelijke schipmuur bestaat nog grotendeels uit romaans metselwerk met grote kloostermoppen; de noordelijke zijbeuk is van na de verbouwing. De vierkante westelijke toren (eerste kwart van de 15e eeuw) behoort tot de Drentse torenfamilie. Zij is voorzien van spitsboognissen en bekroond met een tentdak, aangebracht in 1730. In 1907 dreigde sloop, maar in 1921-23 kon een grote restauratie worden uitgevoerd. Het kerkinterieur omvat o.a. uit een preekstoel en doophek (17e eeuw), herenbank (1744), tegels (1800) en orgel (19e eeuw; Van Oeckelen).

Bezienswaardigheden zijn naast de hervormde kerk: het voormalige gemeentehuis, voorbeeld van neorenaissance qua gevelarchitectuur (herbouwd in 1903); tal van fraaie oude boerderijen (18e-19de eeuw), o.a. 'Kostverloren', Chinees Paviljoen (1924, gebouwd door dorpstimmerman Klaas Smilde) en 'Villa Gomarus' (1899); museumboerderij 'De Karstenhoeve' (1680) met melkkamer, opkamer, schouw, tegeltableau, pronkkasten, bedsteden, boerenwagens en werktuigen; tevens onderkomen van de lokale VVV; De Dr. Larijweg met onegeveer 1400 stoofperenbomen langs de weg; in het Parkje Dijkhuizen het beeld 'Boenende Boerin' (B. Kiewiet, 1983).

Schimpnaam voor de inwoners: Spekbraanders (i.v.m. de varkenshouderij). [Schaafsma]

Literatuur

  • Lit.: J.R. Westerhuis (eindred.), Ruinerwold
  • rondgang door het verleden (Ruinerwold 1991)
  • G. Benak en J. Pol, Ruinen in oude ansichten (Zaltbommel 1986).