Toplocatie
Alle rechten voorbehouden

Veenpark

De voorbije wereld van het veen in het Veenpark

In de negentiende eeuw kwamen ze met vele tientallen tegelijk de grens over naar Drenthe: kleine boertjes die het thuis in Duitsland niet voor de wind gegaan was. Hier op de wat hoger gelegen plekken in de onafzienbare venen van Zuidoost-Drenthe kwamen ze hun geluk beproeven. Deze kolonisten bouwden met berkenstammetjes en heideplaggen een eenvoudig onderkomen voor hun gezin. Ze groeven greppels om het veen te ontwateren en ze brandden de heide af. Ze zaaiden boekweit in de vruchtbare as en hoopten er het beste van...

We schrijven het jaar 1866 toen een groep Duitse boertjes zich definitief op het Barger-Compascuum vestigde. Eerder was het gebied eigendom geweest van de boeren van Noord- en Zuidbarge. In hun Bargervenen gebruikten de boeren dit wat hoger gelegen land als weidegrond voor hun vee. ‘Compascuum’ betekent gemeenschappelijke weide.

Eén van de eerste kolonisten op Barger-Compascuum was Jan Barend Wilken. Hij kwam van net over de grens uit Hebelermeer. Wilken was niet alleen boekweitboer, maar hij had ook een café en een winkel in het huttendorp. In het bosje achterop zijn terrein bouwde deze nieuwe notabele van Barger-Compascuum een schuur die de eerste jaren dienst kon doen als kerk.

Op het graf van Jan Barend Wilken staat een metalen kruis met zijn naam in witte letters. Het graf ligt op het oude kerkhofje op het bovenveen achter de huidige kerk. Ook de schuurkerk van Wilken is er nog steeds. Het is gerestaureerd en staat tegenwoordig in het Veenpark.

Behalve Barger-Compascuum zijn ook dorpen als Zwartemeer, Weiteveen en Nieuw-Schoonebeek halverwege de negentiende eeuw begonnen als nederzettingen van boekweitboertjes. Het woord boekweit zit zelfs nog in de plaatsnaam Weiteveen.

De woningen van de Duitse kolonisten werden bovenop het nog niet afgegraven veen gebouwd. Je herkent zulke oude woonplekken in het veen aan het voorzetsel ‘op’. Je woonde bijvoorbeeld ‘op’ Barger-Compas’ of ‘op’ Erica. Als het veen vergraven was, stonden hier en daar de huizen nog op heuveltjes in het veen. Dit in tegenstelling tot de nieuwe veenkoloniale dorpen die langs de oude turfkanalen gebouwd werden toen het veen weg was en er boeren kwamen om een bedrijf op te bouwen.

De venen achter Emmen waren het laatste grote veengebied van Nederland. Halverwege de negentiende eeuw kwam het veen hier aan snee. Investeerders uit Drenthe en van ver daarbuiten - denk aan plaatsnamen als Nieuw-Amsterdam en Nieuw-Dordrecht - kochten er al het turfland op. Het Oranjekanaal en de Verlengde Hoogeveensche Vaart werden gegraven om de turf uit Zuidoost-Drenthe af te voeren.

Het verdwijnen van de laatste grote venen lokte ook een jonge, nog totaal onbekende schilder naar Drenthe. Vincent van Gogh reisde in het najaar van 1883 met de trekschuit naar het dorp Veenoord. Daar huurde een kamer in de herberg en trok dagelijks het veld in. ’Het land U te beschrijven zoo als ’t zou behooren gedaan te worden zie ik geen kans toe daar de woorden mij ontbreken’, schreef hij zijn broer Theo. Hij tekende en schilderde er alsof zijn leven ervan af hing.

In het Van Goghhuis in Veenoord kunt u de kamer bezoeken waar de beroemde schilder destijds twee maanden verbleef.

Toen hun dorp Barger-Compascuum in 1966 honderd jaar bestond, besloten de inwoners dat de geschiedenis van het ‘Aole Compas’ niet vergeten mocht worden. In het bosje ten westen van het dorp, dat ooit eigendom geweest was van Jan Barend Wilken, bouwden ze het eerste dorp na met z'n plaggenhutten, het schooltje, de kerk en het kroegje van Wilken.

Hun initiatief groeide uit tot het huidige Veenpark dat elk jaar duizenden bezoekers informeert over de wereld van het veen. Naast het oude huttendorp vindt u er de gereconstrueerde veenkolonie Bargermond uit het begin van de twintigste eeuw. Bij het Veenpark hoort natuurgebied Berkenrode waar een oud veentreintje u naartoe brengt.