Toplocatie

Ballooërveld

De woeste eenzaamheid van het Ballooërveld

‘Het had iets aantrekkelijks, dat woeste en groots-eenzame, waar alles in een toestand ligt als eeuwen geleden’, schreef de Groninger student Johan Willinge toen hij in 1854 met de Coevorder Postwagen van Groningen naar Coevorden reisde. De tocht ging dwars over het Ballooërveld. De koetsier hield de kerktoren van Rolde als baken in het oog. Binnen in de koets werd het gezelschap genadeloos door elkaar gerammeld. Willinge keek naar buiten en noteerde: ‘Rondom langs den horizon niets dan heide, dorre, schrale heide, uren in de omtrek, zonder enig sterfelijk wezen’.

Ten noorden van het oude dorp Balloo komen Taarloosche Diep en Gasterensche Diep samen tot Oudemolensche Diep. Tussen dat kletsnatte beekdal en Balloo ligt het Ballooërveld. Tot op de dag van vandaag is het grote heideveld het domein van de schaapskudde van Balloo.

Een prachtig woest stukje natuur zal iedereen zeggen die langs de brede zandwegen of de smalle ‘konijnenpaadjes’ over het veld loopt. Schijn bedriegt echter, het Ballooërveld laat heel mooi zien hoe relatief een begrip als natuur is. Stel je voor: er woonden minstens drieduizend jaar lang mensen op het veld...

De oudste bewoners van het veld waren mensen van de trechterbekercultuur, 3400 tot 2850 jaar voor Christus. De trechterbekercultuur vind je in een enorm gebied van de Oekraïne en Zweden tot onze streken. Het was de tijd dat de jagers en verzamelaars anders gingen leven en boeren werden. Ze vestigden zich permanent op plekken waar ze van het houden van vee en het verbouwen van gewassen konden bestaan.

Bij opgravingen op het Ballooërveld zijn in de buurt van de Mandeberg sporen gevonden van bewoning door mensen van de trechterbekercultuur. Stel je je het Ballooërveld van vijfduizend jaar geleden voor als een groot bos waar regelmatig flinke stukken platgebrand werden. Er werden dan akkertjes aangelegd waar ze tarwe, gerst en bonen gingen verbouwen.

Wellicht waren het deze eerste boeren van het Ballooërveld die verderop aan de rand van het beekdal het hunebed van Balloo bouwden om zo hun voorouders altijd bij zich in de buurt te hebben...

Ook in de eeuwen daarna, toen de doden allang niet meer in hunebedden begraven werden, bleven er mensen op het veld wonen. Archeologen onderzochten hun grafheuvels, ze vonden er urnenvelden en kleine akkertjes, de zogeheten celtic fields die in de eeuwen vlak voor het begin van de jaartelling werden aangelegd.

De vondsten bewijzen het Ballooërveld zo’n drieduizend jaar achter elkaar boeren een bestaan bood. En dan lijken ze plotseling met de noorderzon vertrokken...

We weten zeker dat er vanaf de zevende eeuw mensen hebben gewoond op de plaats van het huidige dorp Balloo. Rond het dorp legden ze essen aan op veel zwaardere, lemiger gronden dan de prehistorische akkertjes. Deze boeren beschikten over metalen werktuigen waarmee ze grond konden bewerken die veel vruchtbaarder was dan de zandgronden op het veld.

Deze overgang naar de zwaardere gronden richting beekdal zie je in die tijd overal in Drenthe plaatsvinden. Feitelijk was het de geboorte van het Drentse boerenland. Op dat moment in de vroege middeleeuwen ontstonden de huidige Drentse esdorpen. In het vervolg lagen de prehistorische woongebieden er verlaten bij. Ze werden het domein van de schaapskudden.

De ontbossing van het veld ging door. Waren het in de prehistorie de boeren die nieuwe akkers aangelegden als de oude uitgeput raakten, voortaan zorgden steeds meer schapen ervoor dat het veld steeds kaler werd. In beide gevallen ging het om de invloed van de mens op de natuur rondom. Zijn weidse vergezichten heeft het Ballooërveld vooral aan de eetlust van de schaapskudde van Balloo te danken…

Sinds de middeleeuwen liep een belangrijke doorgaande route van Coevorden naar Groningen over het Ballooërveld. Nog steeds kun je een brede bundel diepe karrensporen over het veld zien liepen. Graspollen markeren de strepen. Soms liggen er wel zo’n 25 dubbele karrensporen naast elkaar. Regelmatig moest de route verlegd worden als het oude spoor onbegaanbaar werd.

Via een doorwaadbare plaats, later over een brug over het Gasterensche Diep ging het verkeer richting Gasteren. Verderop zijn de karrensporen dan weer zichtbaar door de Gasterse Duinen. Het reisverslag van de tocht met de Coevorder Postwagen laat zien dat de route over het Ballooërveld tot ver de in negentiende eeuw gebruikt werd.

Langs de oeroude weg over de heide ligt midden op het Ballooërveld een hoge grafheuvel die sinds mensenheugenis de Galgenberg heet. Een plek waar misdadigers terechtgesteld werden? En waar je voorbijgangers kon laten zien hoe slecht het hier afliep met mensen die zich in deze streek niet aan de wet hielden.

In het verleden is de heuvel uitgebreid onderzocht. Het is een hoge grafheuvel uit de bronstijd, zo’n vierduizend jaar geleden. Ook later nog zijn ze mensen in de heuvel begraven, maar paalgaten van een galg of houtresten zijn nooit gevonden. Bewijzen dat er echt een galg op de Galgenberg gestaan heeft, is dus onmogelijk.

Wel kun je uit oude verhalen als die van Johan Willinge opmaken dat reizigers zich in de woeste eenzaamheid van het Ballooërveld niet bepaald op hun gemak zullen hebben gevoeld. Zeker als de karrensporen vol water stonden, de wagen slechts stapvoets verder kon en de duisternis inviel voor je Rolde binnenreed...