Toplocatie

Voormalige Provinciehuis Assen

Drenthes verleden verbeeld in het oude Provinciehuis in Assen

Op de muur achter de lange tafel, waar vroeger tijdens Statenvergaderingen de commissaris van de Koningin van Drenthe en de gedeputeerden plaatsnamen, zie je een rij kleurrijke taferelen uit de geschiedenis van Drenthe. Het nieuwe Provinciehuis, waar de Statenzaal deel van uitmaakte, werd in de jaren tachtig van de negentiende eeuw op historische grond aan de Asser Brink gebouwd. Op deze plek had het provinciaal bestuur al sinds 1603 vergaderd. Hoe men destijds in Assen terechtkwam is een verhaal apart. Assen als hoofdstad van Drenthe blijkt een toevalstreffer...

Het voormalige Provinciehuis aan de Brink in Assen is tegenwoordig een deel van het Drents Museum. Bij de bouw in 1885 ontwierp Georg Sturm vijf muurschilderingen voor de Statenzaal. Je ziet hoe onze voorouders een hunebed bouwden, hoe het christelijke geloof hier kwam, je ziet dat Karel de Grote Drenthe veroverde en dat de Duitse koning Hendrik II Drenthe in 1024 aan de bisschop van Utrecht schonk.

Op het tafereel rechts zijn de Drentse gedeputeerden in 1614 het nieuwe Landrecht op papier aan het zetten. Hiermee ging Drenthe als achtste deelnemer in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden een nieuw hoofdstuk van haar geschiedenis binnen. ‘Het achtste wiel aan de wagen’, zeiden de anderen wel eens spottend.

De geschiedenis van Assen begon in het jaar 1259 met de vestiging van het vrouwenklooster Maria in Campis. Het werd gebouwd op een wat hoger gelegen plek die toen al Assen heette. Het gehucht lag aan de rand van onafzienbare venen die het westen van de provincie Drenthe bedekten. De term provincie is trouwens tamelijk nieuw, want hij stamt uit de negentiende eeuw. Vóór die tijd was het vele eeuwen de Landschap Drenthe.

Als landheer zat de bisschop van Utrecht destijds op flinke afstand. Zijn plaatsvervanger ter plaatse was de landdrost die op het kasteel van Coevorden zetelde. In de praktijk echter waren de Drenten zo goed als eigen baas. De boeren met een ‘vol erf’ hadden in de dorpen het bestuur in handen. Hun afgevaardigden vergaderden samen met de drost drie keer per jaar in de kerken van Anloo en Rolde om de geschillen in de Landschap op te lossen.

Er viel in de middeleeuwen zo weinig te besturen in Drenthe dat je daar voorlopig geen fulltime bestuurders en zeker geen apart gebouw voor nodig had,. maar de tijden veranderden. Ook in Drenthe werd de samenleving steeds ingewikkelder en viel er steeds meer te regelen. In de loop van de zestiende eeuw werd duidelijk dat het Landschapsbestuur een eigen plek moest hebben om te vergaderen en waar de ambtenaren van de Landschap zouden kunnen werken. Dat waren er op dat moment nog maar een paar, maar toch...

Dankzij de Reformatie in 1598, toen alle katholieke eigendommen verbeurd verklaard werden, werd de Landschap Drenthe eigenaar van het Asser klooster. De Drenten besloten het grote gebouw als vergaderlocatie te gaan gebruiken. Assen is dus bij toeval uiteindelijk hoofdstad van Drenthe geworden...

Assen is zeer klein begonnen. Halverwege de zeventiende eeuw was het een dorp met niet veel meer dan 100 inwoners. De bestuurders kwamen er alleen naartoe als er vergaderd moest worden. Die dagen hadden de Assenaren een aardige bijverdienste aan het verblijf van hun bestuurders die hier dan moesten overnachten, eten en drinken.

Assen is lang klein gebleven. Aan  het begin van de negentiende eeuw waren er nog maar 650 Assenaren. Vanaf dat moment ging het stadje groeien, vooral dankzij het feit dat het provinciehoofdstad was. In een eeuw tijd werd Assen de grootste stad van Drenthe waar rond 1900 al zo’n elfduizend mensen woonden.

Als je nu door het oude deel van de binnenstad loopt, zie je dat Assen vooral een negentiende-eeuwse stad is. Tientallen monumentale herenhuizen liggen langs brede lanen, aan de rand van het Asserbos en langs het water van de Vaart. Ze bezorgden Assen de bijnaam ‘Stad der Paleizen’. Verder vind je in de stad in de typische bouwstijlen van die tijd openbare gebouwen als het vroegere Provinciehuis aan de Brink.

Door de snelle groei van het provinciale apparaat waren in het voormalige kloostergebouw voortdurend doorbraken en verbouwingen nodig om elke vierkante meter te kunnen benutten. Serieuze plannen om tussen Drostenhuis en Abdijkerk een nieuw provinciehuis te bouwen op de plaats van het witgepleisterde kloostergebouw ontstonden in 1878. Het uiteindelijke ontwerp was een gezamenlijke productie van rijksbouwmeester J. van Lokhorst en J.P. Havelaar die in Assen chef Provinciale Waterstaat was. Hun gebouw ontwierpen ze in de toen zeer populaire neogotische stijl. Deze trend was gezet door de op dat moment uiterst populaire architect Pierre Cuypers. Deze had veel katholieke kerken ontworpen, maar in Amsterdam bijvoorbeeld ook het Rijksmuseum en het Centraal Station.

Het nieuwe Provinciehuis aan de Asser Brink kwam in 1885 gereed. Het straalde de rijkdom van een middeleeuwse kathedraal uit. Een luxe gebouw werd het zeker. Tot in de Tweede Kamer werd gediscussieerd over de noodzaak om een balzaal in het gebouw onder te brengen. Was dat niet een beetje teveel van het goede?

Maar de balzaal kwam er, net als alle monumentale verwijzingen waardoor het nieuwe gebouw zich lezen laat als een geschiedenisboek van Drenthe: van de woeste Germaan bovenop de gevel tot het gemeentewapen van de nét in 1884 zelfstandig geworden gemeente Schoonebeek. Hiervoor wisten Van Lokhorst en Havelaar op het laatste nippertje nog nét een plekje op de muur van de Statenzaal te vinden.