Toplocatie
Alle rechten voorbehouden

Hunebed Borger

Stille getuigen van vijfduizend jaar mensenwerk

Van alle Nederlandse hunebedden ligt er één niet in Drenthe, de andere 52 wél. Het zijn verreweg de oudste bouwwerken in dit deel van Europa. Je hebt kleine hunebedden met twee of drie dekstenen en hele grote zoals het hunebed van Borger dat bijna 23 meter lang is en negen dekstenen heeft. Sinds mensenheugenis hebben ze de fantasie geprikkeld. Wie bouwden ze? Waarom bouwde men ze? En misschien wel de meest intrigerende vraag: hoe bouwde men ze? Hoe stapelde je de stenen die soms meer dan 20 duizend kilo wegen...

Dominee Johan Picardt wist het in 1660 zeker: de hunebedden konden geen mensenwerk zijn. De bouwwerken waren in oude tijden gestapeld door reuzen ‘van grouwerlijcke statuer, groote krachten en beestelijcke wreetheydt’.

Niet lang daarna, in 1685 heeft de  Friese dichteres Titia Brongersma onder het hunebed van Borger gegraven op zoek naar kostbare oudheden. Het resultaat viel haar ongetwijfeld een beetje tegen. Onder een keienvloertje vond ze potscherven, beenderen en as. Het weerhield Titia er overigens niet van de lof van het hunebed van Borger te bezingen met versregels als: ‘Ik staa als verbaast dees Steen Mijt aan te schouwen, 't schijnt dat wel eer het dappre Hunnenschap daar heeft gewilt een Denk-plaats op te bouwen’. De naam ‘hunebed’ leek geboren...

De beelden van Picardts wrede reuzen bleven lang hangen. Tot de moderne archeologie belangrijke geheimen van de hunebedden wist te ontrafelen en wetenschappers konden bewijzen dat het de graven van gewone mensen uit een ver verleden waren. Het bouwen van een hunebed stuit op niet al te veel technische problemen mits je over voldoende mens- en dierkracht kunt beschikken en je weet hoe je hefbomen en rollers onder de stenen moeten hanteren.

De grote pionier van het moderne hunebedonderzoek was prof. Albert Egges van Giffen (1884-1973) die ze bijna allemaal onderzocht. Het Spittertien’ noemden de Drenten hem...

De hunebedden bleken het werk van de eerste Drentse boeren. Vanwege de karakteristieke vorm van hun aardewerk hebben archeologen deze mensen de naam trechterbekercultuur gegeven. De mensen van de trechterbekercultuur moeten de eerste ‘fulltime’ boeren in onze streken moeten zijn geweest. Van de grote zwerfkeien die het ijs van de ijstijden naar deze streken gebracht had, bouwden ze hun stenen grafkelders.

Alle hunebedden moeten tussen 3350 en 2975 v.Chr. gebouwd zijn. Waarom deze steentijdboeren destijds begonnen zijn met de bouw van hun kolossale graven en waarom ze er ook weer even plotseling mee gestopt lijken te zijn, weten we niet. Zo gaat het bijna altijd in de archeologie. Met goed onderzoek en het nodige geduld kom je achter heel veel dingen, maar nooit zullen de hunebedden al hun geheimen prijs geven.

Dat we nog steeds hunebedden hebben, moet je misschien wel een klein wonder noemen. In de achttiende eeuw werden Drentse keien en dus ook de hunebedstenen lucratieve handelswaar om de Nederlandse zeedijken mee te versterken. Soms werden er in hunebedstenen gaten geboord om ze met buskruit op te blazen. Bij sommige hunebedden zijn die gaten nog steeds zichtbaar. De archeologen gaan ervan uit dat in het verleden enkele tientallen hunebedden voorgoed verdwenen zijn.

Op 21 juli 1734 besloten de Drentse bestuurders forse boetes uit te schrijven voor degenen die de hand sloegen aan ‘de sogenaamde Hunebedden, die allenthalven als waardige monumenten en van ouds beroemde gedenktekenen behoorden geconserveert te worden’.

Feitelijk is dit één van de oudste Nederlandse monumentenwetten. Veel haalden de boetes overigens niet uit. Het beschermen lukte pas echt toen provincie en rijk in de tweede helft van de negentiende eeuw vrijwel alle hunebedden hebben opgekocht.

Wie meer over de hunebedden wil weten, kan onder andere terecht in het Hunebedcentrum in Borger. Het museum ligt op een bijzondere plek, namelijk vlakbij hunebed D27 waar Titia Brongersma meer dan vier eeuwen eerder het hunebeddenonderzoek begon.