Vorm van werkverschaffing, waarbij de uit de akkers gerooide keien met zware hamers tot puin werden geklopt. Het puin werd gebruikt voor de verharding van wegen.
In de 19e eeuw werden armen vanuit de diaconale armenzorg ook al aan het keienkloppen gezet. Het keienkloppen nam echter pas een grote omvang aan, toen de gemeenten steeds meer de steunverlening en werkverschaffing van de diaconieën overnamen.
Het werk werd in de wintermaanden verricht in koude, open loodsen en was bijzonder zwaar. Rond 1910 werden door behoeftigen o.a. keien geklopt in de gemeenten Norg, Odoorn, Roden, Sleen, Smilde en Zuidwolde. Het dagloon was aanzienlijk minder dan dat van normale arbeiders.