Kasteel te Coevorden, het enige in Drenthe.
Onstaan als motte. Zetel van de kastelein (later ook drost genaamd) van Coevorden en Drenthe, aanvankelijk namens de bisschop van Utrecht.
Het Kasteel is in de loop der tijd verschillende malen verwoest en herbouwd. De oudste bouwdelen van het huidige gebouw dateren uit de 15e eeuw; het betreft hier een onderkelderd zaalgebouw. Het Kasteel kreeg - ruwweg - de huidige vorm na verbouwingen in de periodes 1522-1528, onder Karel van Gelre, en 1536-1551, onder gezag van keizer Karel V. In het laatstgenoemde jaar bestond het complex uit een stenen hoofdgebouw met toren (ter groote van de huidige) en een aantal bijgebouwtjes van vakwerk met leemvullingen gegroepeerd rond een binnenplaats. Het geheel werd omringd door een wal met pallissaden.
In de 17e eeuw raakte het Kasteel in onbruik als woonverblijf van de drost. Vermoedelijk heeft alleen Rabenhaupt het daadwerkelijk bewoond.
In de 18e eeuw werd het meestentijds - gedeeltelijk - verhuurd, o.a. aan enkele predikanten. In 1796 werd het Kasteel verkocht en kwam het in particuliere handen. Het pand werd in de 19e eeuw in tweeën gesplitst; één deel werd als pakhuis gebruikt. Het veranderd gebruik ging met de nodige verbouwingen gepaard. Rond 1830 werd de gedrongen toren al gesloopt.
In 1938 werd het Kasteel aangekocht door de gemeente. Met de restauratie werd pas in 1968, naar plannen van C.F. Janssen, aangevangen. Hierbij werd de 17e-eeuwse situatie hersteld. Met behulp van een helderziende kon een tekening van één van de toren worden opgespoord, waarna deze werd herbouwd. Ook herbouwd werd de laagste vleugel, oorspronkelijk tot stand gekomen tussen 1558 en 1563. Deze was in 1939 afgebroken. Het gebouw kreeg een opvallende, zij het originele, rode kleur. Het Kasteel maakt tegenwoordig deel uit van het gemeentehuiscomplex van Coevorden.