Persoon

Corneille Franciscus Janssen

Functie: Kunsthistoricus, Architectuurhistoricus

Geboren: 1926
Gestorven: 1993

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

(Amsterdam 1926 - Bolzano 1993) Kunst- en architectuurhistoricus.

Werd als hoofd van Monumentenzorg Haarlem (1956-1967) ontdekt door de Drentse commissaris K.H. Gaarlandt. Deze trok hem aan als directeur van het Drents museum, tevens directeur Monumentenzorg. Janssen maakte daar een echt bureau van. Van de slotruïne in Coevorden liet hij weer een 'echt' kasteel maken, dat door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in Zeist echter getypeerd werd als 'kasteel Bommelstein'. Het deerde hem, die internationale faam had verworven met de restauratie van de toren van de Haarlemse Sint-Bavo, niet. Net zo min als de stormen die hij te verduren had van het provinciaal bestuur. De tegenwind bewees volgens hem dat na elke verkiezing de kwaliteit van de bestuurders daalde. In 1980 verliet hij het museum aan de Brink, waarvan hij de restauratie had geleid. Een door hem geboekte winst was het waardevol contract tussen het museum en de stichting Schone Kunsten.

Als directeur van Monumentenzorg heeft hij veel bereikt. Tal van kerken kregen nieuwe glans, evenals de havezaten Mensinge en Echten. Als redacteur van de Nieuwe Drentse Volksalmanak schreef hij gedegen artikelen. Ook publiceerde hij een boek over monumentenzorg in Drenthe. Toen hij werd gedwongen naar het provinciehuis te verhuizen verkoos hij de VUT; Janssen wilde geen 'baas boven zich'. Hij verliet de provinciale dienst op 1 maart 1988.

Hij vestigde zich daarna in het monumentrijke Regensburg met zijn jonge gade, die daar als architecte werkte. Zijn internationale faam werd nog versterkt met zijn ontwerpen voor de orgelkasten van de Salzburger Dom. Zijn opvatting kreeg de voorkeur boven inzendingen van professorale architecten uit Italië en Oostenrijk. Ondanks zijn vertrek hield hij van Drenthe, van de schoonheid van zijn kleine monumenten. Deze liefde betrof in het bijzonder Coevorden, de stad die zijn conserveringsstempel draagt. Daar wilde hij dan ook begraven worden - hetgeen geschied is. [Rodenburg]