Vereniging te Meppel, in 1838 opgericht om de aangesloten arbeiders een uitkering te geven tijdens ziekte, om bij te dragen aan begrafeniskosten en om weduwen te steunen.
Contributies, giften en inkomsten van donateurs vormden het kapitaal van het fonds. Om lid te worden moest men voldoen aan allerlei eisen omtrent geslacht, godsdienst en leeftijd, waarna een medische verklaring overhandigd moest worden. Tot slot moesten de leden instemmen met de komst van het nieuwe lid. Het huishoudelijk reglement was ook aan het begin van de eeuw nog streng. Wie ziek heette te zijn en toch op straat gesignaleerd werd, verloor zijn uitkering. Alleen met een briefje van de dokter en slechts op bepaalde tijden was 'een frisse neus halen' toegestaan. Kennelijk ging het goed met het fonds, want omstreeks 1900 liet de vereniging ook nog arbeiderswoningen bouwen in de Wilhelminastraat, die door loting onder de leden verdeeld werden. Na WO II besloot de vereniging tot verkoop van de onroerende goederen en zou ze het kapitaal alleen nog gebruiken voor uitkeringen bij overlijden. De vereniging werd in 1999 opgeheven.