Onderwijs, omvattende hogere economische en technische opleidingen en de opleiding tot leraar in het basisonderwijs.

De eerste instellingen voor hoger onderwijs in Drenthe waren de kweekscholen voor onderwijzers en onderwijzeressen in Assen, Meppel en Coevorden. Na de invoering van de wet op het lager onderwijs in 1857 was de opleiding van onderwijzers gegoten in de vorm van normaallessen, waarbij kwekelingen in de leer gingen bij een hoofdonderwijzer van een lagere school. Vanaf 1874 werd de opleiding een zelfstandige school: de rijksnormaalschool. De kweekschool van Coevorden is later overgeplaatst naar Emmen. Daar was inmiddels ook een Christelijke Kweekschool van start gegaan (1954). Bij de invoering van de 'Mammoetwet' in 1968 kregen de kweekscholen de naam 'Pedagogische Academie', waarmee ze ook formeel de status van hoger onderwijs verkregen. Door fusies in de jaren tachtig is de Christelijke Pedagogische Academie van Emmen opgegaan in de Christelijke Hogeschool Noord-Nederland, met vestigingen in Drenthe, Friesland en Groningen (1987). De pedagogische academies uit Assen, Emmen en Meppel en het Instituut voor Hoger Beroepsonderwijs in Emmen zijn deel gaan uitmaken van de Hogeschool Drenthe.

De grondslag van de Hogeschool Drenthe werd gelegd in 1976 met de komst van de Hogere Laboratoriumschool in Emmen. Deze werd later uitgebreid met een Hogere Technische School en een afdeling voor Hoger Economisch en Administratief Onderwijs. Door de genoemde fusies ontstond daaruit de Hogeschool Drenthe, met vestigingen in Emmen, Assen en Meppel (1987). Binnen de hogeschool bestaan tegenwoordig tien studierichtingen: Bedrijfseconomie, Commerciële economie, Logistiek en economie, International Business and Languages, Chemie, Biologie en medisch laboratoriumonderzoek, Mens en Informatica, Technische informatica, Werktuigbouwkunde en Opleiding tot leraar basisonderwijs. De Hogeschool Drenthe heeft inmiddels 2100 studenten en 220 personeelsleden.