Persoon

Albert Egges van Giffen

Functie: Archeoloog

Geboren: 1884
Gestorven: 1973

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Waterbolk

(Noordhorn 1884 - Zwolle 1973) Grondlegger van de Nederlandse archeologie, met grote verdiensten voor Drenthe door zijn zorg voor de hunebedden, zijn vele opgravingen in de tijd van de heideontginningen en zijn werk voor het Drents Museum.

Bracht zijn lagereschooltijd door in Diever, studeerde biologie aan de Rijksuniversiteit te Groningen en promoveerde in 1913 op Die Fauna der Wurten. Van 1911-1917 was hij verbonden aan het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Oprichter van het Biologisch-Archaeologisch Instituut van de Rijksuniversiteit te Groningen (1920). Van Giffen werd aan die universiteit in 1930 lector, in 1939 buitengewoon hoogleraar en in 1943 gewoon hoogleraar in de Praehistorie en Germaansche Archaeologie. Van 1940-1943 en 1946-1956 was hij tevens buitengewoon hoogleraar in de Praehistorie aan de Universiteit van Amsterdam en van 1947-1950 hoofd van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Hij verzorgde de archeologische afdeling van het Drents Museum van 1916-1954 en startte in 1934 de rubriek 'Oudheidkundige aanteekeningen over Drentsche vondsten' in de Nieuwe Drentse Volksalmanak met jaarlijkse verslagen van zijn opgravingen.

In 1920 kreeg Van Giffen de opdracht van de regering een onderzoek in te stellen naar de toestand van de hunebedden. In 1918 groef hij hunebedden op in Havelte, Emmerveld, Exloo en Bronneger en deed daarvan verslag in zijn driedelige werk De hunebedden van Nederland (Utrecht 1925-1927), waarin hij ook alle andere hunebedden nauwkeurig beschreef en de vroegere onderzoekingen daarvan behandelde. Latere onderzocht hij nog de hunebedden van Buinen, Eext (de grafkelder) en Drouwenerveld, en de standplaatsen van vernielde hunebedden bij Eext, Spier, Tynaarloo, Valthe en Wapse. Hij was tot zijn dood vanwege de regering en het Provinciaal Bestuur van Drenthe belast met de zorg voor de hunebedden en zette zich in voor de restauratie, de uitbreiding van de percelen en een passende begroeiing. In 1958 en 1959 bouwde hij een instructief hunebed bij Schoonoord ter plaatse van een oudtijds vrijwel geheel vernield hunebed (de Papeloze Kerk).

In 1930 deed hij verslag van zijn merendeels in Drenthe verrichte grafheuvelonderzoekingen in Die Bauart der Einzelgräber (Leipzig 1930) waarin hij diverse graf- en grafheuveltypen onderscheidde (zie boomkistgraf, brandgraf, brandheuvel, bijenkorfgraf, dodenhuisje, kringgreppel, paalkrans, ringwalheuvel, urnenveld, vlakgraf) en de door hem ontwikkelde kwadrantenmethode beschreef. Belangrijke concentraties van onderzochte grafheuvels (inclusief die na 1930) liggen bij Anloo, Balloo (o.a. Mandenberg en Stakenberg), Diever (o.a. steenkistheuvel), Eext (o.a. Ketenberg), Gasteren, Havelte, Hijken (o.a. ringwalheuvel), Norg, Rolde, Weerdinge (o.a. langbed met paalkrans, Paaschberg), Sleen (o.a. Galgenberg) en Zeijen (o.a. Jodenbergje, Paaschberg). Van Giffen ontdekte en beschreef de kring-grepurnenvelden, die hij onder meer in Drouwen, Elp (twee stuks), Erica, Gasteren, Meppen, Peeloo, Sleen en Wijster opgroef.

Hij groef delen van nederzettingen op uit de IJzertijd en Romeinse tijd bij Diphoorn, Den Hool, Noordbarge, Rhee (versterkte nederzetting), Sleen, Wachtum en Zeijen (twee versterkte nederzettingen) en uit de Middeleeuwen bij Hooghalen, Peizerwold, Schipborg en Zeijen-Vorenkamp.

Deed onderzoek in de Celtic fields van Emmen, Peest, Rhee en Zeijen. Onderzocht de veenwegen Buinerbrug en Smeulbranden (zie Valtherbrug) en een offerveen bij Zeijen (het Bolleveen). Groef vroegmiddeleeuwse grafvelden op bij Aalden, Drouwen, Rhee, Wijster-Looveen en Zweeloo. Groef de kerken op van Vries en Anloo, een middeleeuwse pottenbakkersoven in Erm, een waterput bij Zuidvelde en een spieker in Lhee. Deed onderzoek in de waterburcht van Eelde. Restaureerde de Zwartendijkster schans bij Een en de schans Katshaar bij Schoonebeek.

Van Giffen vatte zijn Drentse onderzoek samen in een belangrijke bijdrage in het door J. Poortman geredigeerde boek Drente, Handboek voor het kennen van het Drentse leven in voorbije eeuwen (1943). In 1931 kreeg hij de Prijs voor Meesterschap van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Hij was lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. [Waterbolk]

Literatuur

  • Lit.: J.D. van der Waals, 'Albert Egges van Giffen: zijn werk in Drenthe', NDV 91 (1974)
  • H.T. Waterbolk, 'Albert Egges van Giffen Noordhorn 14 maart 1884 - Zwolle 31 mei 1973', Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1975-1976.