Evenals in de maten was er ook in de gebruikte gewichten in vroeger eeuwen een grote verscheidenheid. Eenheid kwam er in Nederland in 1820 door de invoering van het 'Nederlandsch Metriek Stelsel' dat gebaseerd was op het Franse metrieke stelsel, maar Nederlandse namen voor de meeteenheden gebruikte. Vanaf 1870 gold een internationale metrieke terminologie, die ook nu nog gehanteerd wordt.
De gewichten die in Drenthe vóór 1820 werden gebruikt, waren Troois, afgeleid van de Franse stad Troyes en toegepast in een groot deel van Europa. Het Hollands Troois gewicht was als volgt verdeeld: 1 pond = 2 mark = 492,17 gram 1 mark = 8 ons = 246,08 gram 1 ons = 20 engels = 30,76 gram 1 engels = 4 vierling = 1,54 gram 1 vierling = 2 trooiske = 0,38 gram 1 trooiske = 2 deuske = 0,19 gram 1 deuske = 2 aas = 0,09 gram 1 aas = 0,05 gram. Alleen in Coevorden werd Keuls gewicht gebruikt, dat wat lichter was dan het Troois gewicht.
Gewichten werden aanvankelijk alleen in de juweliers- en muntwereld gebruikt, later op ruimer schaal in de handel. Door de grote hoeveelheid inhoudsmaten was de betekenis van de gewichten beperkter dan tegenwoordig. Volgens het Nederlandse metrieke stelsel van 1820 waren de gewichten: de Nederlandse pond (1 kilogram), ons (100 gram), lood (10 gram), wichtje (1 gram) en korrel (0,1 gram).