Begrip

Familiegrafheuvel

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Populaire benaming voor een grafheuvel met nabijzettingen in de heuvelzoom. Deze tangentiale graven zijn waarschijnlijk kort na de aanleg van de grafheuvel bijgezet. Er zijn zowel mannen, vrouwen als kinderen bij. De veronderstelling is dat het verwanten en aangetrouwde familieleden van de centraal begraven persoon betreft. Zij hebben min of meer gelijktijdig in een woonstalhuis gewoond. Het verschijnsel is kenmerkend voor de Midden-Bronstijd. Nabijzettingen komen weliswaar ook in de Vroege Bronstijd voor, maar in de Midden-Bronstijd verviervoudigt hun aantal. Zowel het aantal heuvels met nabijzettingen als het aantal nabijzettingen per heuvel neemt dan toe. Het gemiddelde is drie per heuvel(ophoging). Het aantal per heuvel kan oplopen tot elf. Op grond van grafgiften lijken er meer vrouwen dan mannen te zijn. Het kan ook zijn dat de mannen minder specifieke grafgiften meekregen. De nabijzettingen verstoren elkaar hoogst zelden. Daaruit blijkt niet alleen dat ze gemarkeerd zijn geweest, maar ook relatief kort na elkaar zijn bijgezet. In Drenthe zijn de nabijzettingen overwegend inhumaties. De meeste familiegrafheuvels zijn hier omgeven door een enkelvoudige wijdgestelde paalkrans. Minder vaak betreft het een ringsloot of ontbreekt een randstructuur. Het bekendste voorbeeld uit Drenthe is de heuvel naast de Bronstijdnederzetting van Elp. De familiegrafheuvels lopen vooruit op de urnenvelden van de Late Bronstijd die in een aantal gevallen naast een dergelijke heuvel zijn aangelegd.

Literatuur

  • Lit.: H.T. Waterbolk, 'The Bronze Age settlement of Elp', Helinium 4 (1964).