Begrip

Doopvont

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

De Olde

Bekken van hout, natuursteen of metaal (vooral brons en lood), dienend om het water ter bediening van de doop in te bewaren. Het water wordt uit het bekken geschept en over het hoofd van de dopeling gegoten of gesprenkeld.

In Drenthe zijn alleen stenen doopvonten bewaard gebleven. Ze dateren van mogelijk het eind van de 12e eeuw (Vledder) tot en met het eerste kwartaal van de 15e eeuw. Het overgrote deel is gehouwen uit één blok nabij Bentheim (Duitsland) gewonnen zandsteen en in voltooide staat via de Vecht of de Eems en de Hunze en vervolgens met karren naar Drenthe vervoerd. De onderlinge gelijkenis van de 13e-eeuwse vonten is groot. In het bijzonder de vonten van Norg, Peize, Roden en Vries tonen onderling slechts geringe variatie.

De 13e-eeuwse vonten bestaan uit een ronde kuip, een schacht en een vierkante voet. De versiering wordt gevormd door een of twee horizontale ranken met druiventrossen tussen touwranden, boven een rand met gestileerde waaiervormige bladeren (palmetten). In Sleen is de palmettenzone door een wijnrank vervangen. Verbonden met de schacht zijn vier dierfiguren (wellicht leeuwen) of mensfiguren van onduidelijke identiteit (Vries en Zweeloo) ter ondersteuning van de kuip gebeiteld. De vont in Vledder, die waarschijnlijk ouder is, wijkt van dit algemene patroon af: zij heeft een met boogjes, een ruitpatroon en een touwrand versierde kuip, die zich zonder duidelijke overgang in de door vier zuiltjes vergezelde schacht voortzet.

Uit het eerste kwart van de 15e eeuw zijn de achtkante vonten in Roderwolde (de grootste van Nederland), Schoonebeek en Zweeloo. Zuidlaren bezat een 13e-eeuwse vont van donkere, uit Namen (België) afkomstige hardsteen; een fragment ervan berust in het Drents Museum. De doopvonten werden na de Reformatie aan het gebruik onttrokken. Zij vonden, voor zover ze niet werden kapotgeslagen, een plaats in toren of pastorietuin, maar ook wel een bestemming bij smid of veehouder. Van 1883 tot 1896 werden vele vonten aan het Provinciaal Museum van Drenthe verkocht of geschonken. Sinds 1952 (Vries) zijn de vonten op een enkele uitzondering na in bruikleen in de kerken teruggekeerd. [de Olde]

Literatuur

  • Lit.: G. de Leeuw, Drentse doopvonten van Bentheimer zandsteen (Assen 1977)
  • R.Ligtenberg, 'Romaanse doopvonten in Nederland', Bulletin van de K.N.O.B., 2e serie 8 (1915)
  • G. Pudelko, Romanische Taufsteine (Berlin Lankwitz 1932)
  • W.L.Schiffer, 'Oude doopvonten in Drenthe', NDV (1885)
  • M. Schönlank-van der Wal, Middeleeuwse stenen doopvonten in Drenthe en Overijssel, Bulletin Stichting Drents-Overijsselse Kerken 16 (1996) en 16a (1997).