(Eelde 1541 - Emden, Dld. 1612) Bekend geworden als 'Hervormer van Drenthe'.
Zoon van Rudolf Alting, schout van Groningen en Ernica Schierbeek. Hij studeerde aanvankelijk voor priester, maar werd later een voorvechter van de Reformatie. Na zijn studie in Groningen, Münster en Keulen werd hij in 1564 benoemd tot pastoor in Sleen, hoewel hij niet tot priester was gewijd. Hij koos voor het Calvinisme en werd na een studie voor predikant in 1566 in Heidelberg bekwaam verklaard voor de predikantsdienst. Hij kwam opnieuw terecht in Sleen, maar moest daar in 1567 vluchten voor de komst van de hertog van Alva. In 1575 kreeg hij een beroep naar Emden, dat de 'Herberg der verdrukte gemeenten Gods' werd genoemd.
Rond 1600 adviseerde hij graaf Willem Lodewijk, nadat deze tot stadhouder van Drenthe was benoemd, hoe in Drenthe de kerkhervorming te bevorderen. Verder wees hij enkele bekwame predikanten aan om in Drenthe te worden beroepen. Hij examineerde en bevestigde hen, stelde een classicale vergadering in en regelde op verzoek van Willem Lodewijk de zaak van de Hervorming in Drenthe.