Begrip

Kustvaart

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Kerkmeijer

In de 17e eeuw waren er tientallen schippers uit Meppel die met zeegaande potten (zie: Potschip) over de Zuiderzee naar Amsterdam voeren. Zo waren er in 1640 zeventig zeegaande Meppeler potschepen in de vaart. Deze potschepen voeren echter niet buiten de Zuiderzee.

Drentse kustvaart van grotere omvang en met schepen die verder weg voeren, ontwikkelde zich vanaf het eind van de 18e eeuw in de veenkoloniën. Met name in Annerveenschekanaal en Gasselternijveen ontstond rond 1800 kustvaart met zeewaardige tjalken. Deze ontwikkeling volgde hetzelfde patroon zoals dat kort daarvoor in de Groningse veenkoloniën had plaatsgehad. Met tjalken werd kustvaart bedreven op Duitsland, Engeland, Frankrijk, Scandinavië en de Oostzee. Vooral de Wad- en Sont-vaart werd vrij populair bij de Drentse schippers en de belangrijkste bestem-mingen waren de Duitse, Deense, en Noorse havens.

Tot omstreeks 1920 werden voor de Drentse kustvaart vooral zeewaardige tjalken, koftjalken, kofschepen en gaffelschoeners gebruikt die meestal op Groningse scheepswerven waren gebouwd. De enige twee Drentse zeilschepen van grotere omvang waren de brik Meppel van reder Jacob de Jonge Jr. en de driemastschoener Zoutkamp van reder-koopman A. Roelink, die beiden respectievelijk tussen 1869 en 1872 en tussen 1868 en 1871 in Meppel stonden geregistreerd.

Na de overgang op ijzeren schepen en de introductie van de dieselmotor aan het einde van de 19e eeuw, verdwenen de van wind afhankelijke zeilschepen geleidelijk uit de vaart. Veel schippers uit Gasselternijveen voeren rond 1900 nog met zeilende ijzeren koftjalken, maar vanaf ca. 1930 stapten steeds meer Drentse schippers, die zich daarna kapitein noemden, over op ijzeren motorkustvaarders. De meeste schepen hadden Gasselternijveen als thuishaven. Bekende Gasselternijveense namen van kapitein-eigenaren waren bijv.: Holwerda, Salomons, Eefting en Sloots. In Meppel waren namen als Kuipers, Jagersma en Boersma bekend in de kustvaartwereld.

In 2003 staan er nog steeds kustvaarders in Drenthe geregistreerd. Voorbeelden zijn de Tendo uit Westerbork, de Scout Marin en de Reest uit Meppel. [Kerkmeijer]

Literatuur

  • Lit.: J. Hadderingh, Van snabbeschuit tot coaster. De scheepvaart in Gasselternijveen in vogelvlucht (Gasselternijveen 1993)
  • H.G. Huisman, 'Scheepvaart in Gasselternijveen in de periode 1820-1930', NDV 96 (1979).