Kloosterorde.
Stichter van de abdij Mariënkamp in 1260 in Assen. In 1259 was er al een uithof in Assen; een jaar later gaf de zesde abt van Aduard, Eppo (1257-1263), toestemming tot de bouw. Drie en een halve eeuw hebben de monialen of nonnen van de Cisterciënzer orde of Orde van Citeaux hun kloosterleven in Assen geleefd. Hun voornaamste taak was de liturgische viering van de kerkelijke getijden. Dagelijks werd door een monnik van het klooster van Aduard in de Abdijkerk een Heilige Mis opgedragen. De orde had een strenge afgeslotenheid in haar programma staan. De meestal adellijke nonnen hielden zich daardoor afzijdig van elke vorm van zielzorg buiten het klooster. Hun handenarbeid beperkte zich tot het noodzakelijke huishoudelijke werk. Verder werkten ze aan het vervaardigen van misgewaden en ander borduurwerk, het overschrijven en verluchten van liturgische boeken en het kopiëren van geschriften van kerkvaders. Het zware werk op de boerderij en op de in heel Drenthe verspreide hoeven werd eerst gedaan door lekenbroeders, later door arbeiders en pachters. Mariënkamp werd het voornaamste Cisterciënzer vrouwenklooster van het Noorden.
Ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan van Assen werd in 1959 de tentoonstelling 'Cisterciënzer ordeleven rond Assens oude abdij' georganiseerd.