Begrip

Werkverschaffing

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Goslinga

Methode van armenzorg waarbij de armen te werk werden gesteld en waarmee aldus de kosten van uitkeringen gedrukt konden worden.

De werkverschaffing nam in Nederland vooral grote vormen aan in de jaren '20 en '30 van de 20e eeuw. In Drenthe droegen de diaconieën in de 17e en 18e eeuw ook al zorg voor een bepaalde vorm van werkverschaffing: armen werden uitbesteed. Echte werkhuizen kende Drenthe - in tegenstelling tot andere delen van de Republiek - lange tijd niet. Het eerste Drentse armenwerkhuis werd in 1810 in Hoogeveen gesticht. In de 19e eeuw was het keienkloppen een typisch Drentse vorm van werkverschaffing.

Vanaf ca. 1850 werden toch ook in Drenthe tientallen werkhuizen opgericht, omdat toen de armoede toenam - mede als gevolg van de aardappelziekte - en daarmee de diaconieën in geldnood kwamen. Rond 1900 stonden er ongeveer dertig werkhuizen in Drenthe. De bewoners werden onder toezicht geplaatst van een Vader en een Moeder en werkten in het huis zelf of op een boerderij nabij. In de 19e eeuw ging het initiatief tot werkverschaffing ook uit van particuliere verenigingen, zoals de in 1872 opgerichte Vereniging tot Werkverschaffing in Hoogeveen of de vereniging Plaatselijk Belang in Coevorden.

Aan het eind van de 19e eeuw werd werkverschaffing ook populair bij gemeentebesturen. De van gemeentewege georganiseerde werkverschaffing bestond vooral uit het ontginnen van heidegronden (zie: Heideontginningen), de aanleg en het verbeteren van bossen en de verbetering van wegen. In de jaren 1920 en 1930 nam de werkverschaffing in Drenthe massale vormen aan. Het begon met de ineenstorting van de turfmarkt in 1921, waarmee vooral in Zuidoost-Drenthe de armoede ongekende vormen aannam. Een steunregeling was onvoldoende, waarna de overheid koos voor werkverschaffing op grote schaal met behulp van overheidssteun. Op voorstel van de Drentse Commissaris van de Koningin, J.T. Linthorst Homan, werden al langer bestaande plannen voor verbetering van de rivieren en de afwatering in de werkverschaffing ondergebracht. De burgemeester van Sleen, A. Jongbloed, werd in 1922 benoemd tot 'rijksinspecteur voor werkverschaffing en steunverleening'. In 1922 werkten al ruim 2500 mensen bij van rijkssteun afhankelijke projecten. Het grootste gedeelte kwam uit de gemeenten Emmen en Odoorn.

Met de internationale economische crisis vanaf 1929 kwamen ook grote aantallen landarbeiders in de werkverschaffing terecht. De werkverschaffing ontwikkelde zich in Drenthe op zo'n wijze tot alternatief voor de steunregeling, dat laatstgenoemde zelfs werd opgeheven. In 1934 werd de steunregeling echter weer ingevoerd, omdat er te weinig werkgelegenheid was om alle werklozen in de werkverschaffing te plaatsen. Er zaten toen bijna 6000 Drenten in de werkverschaffing. De talloze werkverschaffingsprojecten hebben het Drentse landschap ingrijpend veranderd. Vele kanalen werden gegraven of verbeterd, duizenden hectare bos aangelegd en veel land in cultuur gebracht. Heel Drenthe werd overdekt met een net van sportvelden en zwembaden. Na WO II werd de werkverschaffing voortgezet onder de naam DUW. 

Literatuur

  • Lit.: H. Gras, Op de grens van het bestaan. Armen en armenzorg in Drenthe 1700-1800 (Zuidwolde 1989)
  • H. Gras, 'Uit nood geboren. De Drentse arm- en werkhuizen', Waardeel (1996) nr. 2
  • Heringa, Geschiedenis Drenthe
  • Honderd jaar Drenthe. De Drenten en hun armoede (Zwolle 1992).