Fonds, waarvan de oprichting werd geregeld in de wet van 26 december 1799 tot voorkoming en afwending van de runderpest.
Het Veefonds voorzag in de mogelijkheid om bij het uitbreken van de veepest veehouders schadeloos te stellen wanneer het nodig was om hun aangetaste runderen af te maken, om zo een verdere uitbreiding van de besmetting te voorkomen. Alle veehouders dienden bij te dragen aan de vorming van dit fonds door het betalen van een bepaald bedrag per dier. In 1806 werd deze bijdrage, in feite een vorm van belasting, uitgebreid tot paarden en schapen. Tegelijkertijd zette men het fonds om in een algemeen Landbouwfonds, waaruit de overheid o.a. de onkosten van de Commissies van Landbouw betaalde. Aan de instelling van het Veefonds danken we ook onze eerste nationale veetelling waarvan de kohieren in enkele provincies (waaronder Drenthe) bewaard zijn gebleven.