Begrip

Slagen- of strokenlandschap

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Landschap dat wordt gekenmerkt door strookvormige percelen die evenwijdig aan elkaar in dezelfde richting strekken.

Ze vormen hiermee een tegenstelling met de espercelen die meestal kort zijn en alle richtingen kunnen hebben. Slagen zijn vaak typerend voor streekdorpen. Het bijbehorende dorp ligt langs een weg of kanaal en is langgerekt en smal. In dit landschap zijn de boerderijen meestal langs de weg en op de kop van hun perceel gebouwd. Een slagenlandschap wordt meestal in verband gebracht met ontginningsgebieden, zoals de veenkoloniën.

We vinden in Drenthe echter ook slagenverkaveling op het zand. Veel van de groenlanden rond de riviertjes waren vanaf de zandweg af naar de waterloop toe in strookvormige en evenwijdig liggende percelen inge-deeld. Het stroomdallandschap van de Drentsche Aa is daarvan een goed voorbeeld.

Bij opgravingen in Gasselte werd een nederzetting blootgelegd die vanaf de 9e tot de 11e eeuw bewoond was geweest. De huis-plaatsen lagen op een rij; de akkers daarachter waren opgaan-de stroken. Het bekendst echter is het strokenlandschap in de vroegere hoogveengebieden. In de middeleeuwse veengebieden werd de breedte van de percelen of 'weren' op een basislijn uitgezet die vaak langs een rivier was getrokken. Haaks hierop werden sloten, die als perceelscheiding dienden, het veen in gegraven; de sloten ontwaterden tevens het veen. Naar behoefte konden de percelen achterwaarts verlengd worden, zodat een opstrekkende verkaveling ontstond.

Dit middeleeuwse verkavelingspatroon komt voor in Zuidwest-Drenthe, onder meer in Ruinerwold, Wapserveen en Nijeveen. Ook in Noordwest-Drenthe (Roderwolde) en Oost-Drenthe, zoals in de nederzetting van Zuidlaarderveen zuidwaarts tot aan Bonnerveen, is dit landschap op deze wijze ontstaan. Waren voorgaande slagen het resultaat van lokaal aangezette ontginningen, ook in de geplande en centraal geleide veenontginningen van de 16e eeuw en later ontstond strokenverkaveling. De percelen zijn daar in het algemeen even breed en niet opstrekkend, maar hebben een van te voren vastgelegde eind-grens. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in ondermeer de venen van het Zuidenveld, zoals Exlooër- en Valthermond.

Literatuur

  • Lit.: K. Bouwer, 'De ontwikkeling van het cultuurlandschap', in: Heringa, Geschiedenis Drenthe.