Organisatie

Maatschappij tot Nut van 't Algemeen

Organisatie type: Welzijnsorganisatie

Datum:

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Ponne

Genootschap, met name in de 19e eeuw in Nederland van grote invloed op de maatschappij. In 1784 te Edam opgericht door een gesprekskring onder de bezielende leiding van de doopsgezind vermaner Jan Nieuwenhuijzen.

De oprichters wilden de kennis en deugd van de gewone man op een hoger plan brengen door uitgave van goedkope boeken met opvoedende waarde, in eenvoudige en duidelijke stijl geschreven. Jans zoon Martinus Nieuwenhuijzen werkte de plannen verder uit, maar legde het accent meer op de verbetering van het onderwijs en de opvoeding van de jeugd. Dit streven past uitstekend in de geest van de tijd, namelijk die van de Verlichting, waarin men uitging van de optimistische gedachte dat door een goede opvoeding en het juiste onderwijs een kind zich vanzelf tot een goed mens zou ontwikkelen. 'Kennis is deugd' en 'Bouwt scholen en ge kunt gevangenissen sluiten', waren bekende leuzen in die dagen. Niet door iedereen werden deze opvattingen van het Nut gewaardeerd. Vanuit orthodox-christelijke hoek had men grote bezwaren, omdat men daar immers uitging van de aangeboren zondigheid van de mens en alleen de goddelijke genade uitkomst kon bieden. Het 'opvoeden tot alle maatschappelijke deugden en christelijke deugden' was voor deze groep, die leerstellig onderwijs voorstond, bovendien veel te algemeen. De leden van 't Nut moesten mensen zijn die door ontwikkeling en geld in staat waren onderontwikkelden en armen te helpen. Het werd dus een herenclub - vrouwen konden geen lid worden - van gegoede burgers.

Deze gedachte sloeg enorm aan in het gehele land. Overal werden Nutsdepartementen opgericht. Het duurde vijftien jaar voordat in Meppel op 7 juni 1799 het eerste Drentse departement werd opgericht. Hoogeveen volgde in 1803, Coevorden in 1809 en pas in 1826 kwamen de departementen in Assen, Smilde, Beilen en Frederiksoord tot stand.

In 36 Drentse plaatsen is een afdeling van 't Nut geweest, waarvan sommige tot in de jaren '70 van de 20e eeuw toe hebben bestaan. In Rolde heeft het Nutsdepartement het zelfs tot 1983 volgehouden. Enkele departementen zijn na beëindiging later opnieuw opgericht. In enige plaatsen kwamen pas in de 20e eeuw Nutsdepartementen, zoals in Gasselternijveen, Nieuw-Amsterdam, Nieuw-Buinen en Nijeveen. Zelfs na WO II werden er nog afdelingen opgericht te Tweede-Exloërmond, Donkerbroek, Annerveenschekanaal, Gasselternijveen (tweede keer) en Nieuw-Amsterdam (tweede keer). In het begin organiseerde het Nut lezingen van en voor de leden over allerlei zaken, zoals over planten en dieren, fysische onderwerpen als de kleuren van het licht, het zonnestelsel, de aantrekkingskracht van de aarde en werd Gods grootheid afgeleid uit zijn schepselen en werken. Ook werden wel sprekers van elders uitgenodigd. Deze lezingen waren niet bedoeld voor het volk, maar voor de leden van het departement. Later werden ook landelijke toneelgezelschappen uitgenodigd voorstellingen te geven. Dit alles zorgde ervoor dat het Nut een belangrijke stimulerende rol in het culturele leven had.

Daarnaast kwam de sociale bemoeienis aan de orde. In de eerste plaats bracht men die tot uiting door bijdragen te leveren aan het oprichten van borstbeelden en monumenten van figuren die tot de verbeelding spraken en als voorbeeld konden dienen, bijv. van zeehelden als Michiel de Ruyter en beroemde dichters als Tollens en Feith. Ook door Drentse departementen werd hiervoor af en toe een subsidie verstrekt. Eveneens werd geld gegeven voor slachtoffers van ongelukken en rampen, zoals bij grote overstromingen en wanneer een schipper zijn schip in een storm had verloren. Zo gaf het departement Meppel in 1842 vijftig gulden ter leniging van de armoede van inwoners van Coevorden ten gevolge van de hoge waterstand in de afgelopen zomer. Ook trouw aan een baas en moedig gedrag bij ongelukken werd met een medaille en ook soms een geldbedrag beloond.

Door het oprichten van volksbibliotheken trachtte men de gewone man aan het lezen te krijgen. De collectie, in eerste instantie gebaseerd op de zogenaamde Nutsuitgaven, was eenvoudig van inhoud en voornamelijk opvoedend en leerzaam van aard. De bibliotheek was, zoals elke Nutsinstelling, dus niet bedoeld om verstrooiing te bieden, maar diende als middel tot opvoeding. Het departement Meppel had al in 1824 een eigen uitleenbibliotheek. Andere departementen volgden. Vooral de reizende bibliotheek van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen voorzag in kleinere plaatsen in Drenthe in een grote behoefte.

Waarschijnlijk is de invloed op het onderwijs in Nederland wel haar grootste verdienste geweest. De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen deed de regering suggesties op onderwijsgebied aan de hand, die later op verzoek werden uitgewerkt. Zo legde zij de basis voor de onderwijsvernieuwing die in de onderwijswet van 1806 gestalte zou krijgen. Daarnaast werden speciale Nutsscholen opgericht waar kinderen van leden van het departement naar toe konden worden gestuurd. Hier konden de nieuwe inzichten op onderwijsgebied, zoals een verbeterd spel- en leesonderwijs tot ontwikkeling worden gebracht. Dit had zijn invloed op de andere scholen en dus op het hele onderwijs. In die Nutsschool werden ook jongelui opgeleid tot on-der-wijzer. De Meppeler kweekschool is uit zo'n Nutsschool voortgekomen. Eveneens bemoeide het Nut zich met het oprichten van andere schooltypen als bewaarscholen, herhalingsscholen, brei- en naaischolen, bouwkundige teken- en rekenscholen, zangscholen en gymnastiekscholen. Vooral de herhalingsscholen, bedoeld als tweede kans voor kinderen die door omstandigheden de lagere school niet hadden kunnen afmaken of zelfs geheel hadden gemist, werden ook in Drenthe druk bezocht. Vaak werden deze scholen in een later stadium door de gemeente overgenomen.

Een andere belangrijke taak die het Nut zich stelde, was het bevorderen van zuinigheid en spaarzaamheid bij de gewone man en 'de arbeider gelegenheid te verschaffen deszelfs overgespaarde penningen tellekens bij geringe sommen te beleggen.' Daarvoor werden speciale Nutsspaarbanken opgericht. In Assen kwam er een in 1837 en in Meppel in 1840. Talrijke gemeenten volgden deze voorbeelden. Op het eind van de 19e eeuw kwamen er zelfs hulp- en voorschotbanken die kredieten van beperkte omvang verstrekten aan minvermogende nijvere lieden tot uitoefening van een berdrijf of beroep. Met deze banken probeerde het Nut het volkskredietwezen uit de handen van particuliere voorschieters, vaak woekeraars, te houden.

In de tweede helft van de 20e eeuw werden de Nutsdepartementen langzamerhand, op een enkele na, overal opgeheven. De Nutsscholen werden overgenomen door de gemeenten, de Nutsbibliotheken gingen op in Openbare Bibliotheken en de Nutsspaarbanken waren onafhankelijke en zelfstandig opererende banken geworden. De opvoedende taak van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen leek volbracht. Het heeft er bovendien alle schijn van dat het Nut op cultureel gebied ook niet genoeg meeging met de veranderde interesses in de maatschappij. De belangstelling voor de culturele activiteiten van het Nut verminderde, gemeentelijke schouwburgen, dorpshuizen en andere verenigingen gingen meer en meer zijn activiteiten overnemen. Zo kwam er een einde aan een genootschap dat meer dan 150 jaar een groot stempel had gedrukt op de Nederlandse - en zeker ook op de Drentse - samenleving.

Plaatsen waar het Nut in Drenthe is geweest en hoe lang:

Anloo 1828-1864

Annerveenschekanaal 1951-1978

Assen 1826-1967

Beilen 1826-heden

Borger 1885-1974

Coevorden 1808-1823 en 1828-1909

Dalen 1835-1923

Diever 1878-1917

Donkerbroek 1948-1965

Dwingeloo 1855-1910

Eelde 1904-1965

Emmen 1897-1973

Gasselternijeveen 1919-1923 en 1959-1968

Gieten 1864-heden

Frederiksoord 1826-1867 en 1873-1972

Havelte 1898-1978

Hoogeveen 1803-1836 en 1899-1919

De Leek (Gr.) en Nietap (Dr.) 1809-1820

Meppel 1799-1976

Nieuw-Amsterdam 1911-1940 en 1959-1960

Nieuw-Buinen 1911-1966

Nijeveen 1904-1909

Odoorn 1906-1968

Oosterhesselen-Zweeloo 1873-1886

Roden 1878-1973

Rolde 1828-1832 en 1925- 1983

Ruinen 1953-1970

Ruinerwold 1897-1913

Schoonoord 1860-1904 en 1906-1961

Sleen 1917-1932

Smilde 1826-1879 en 1911-1931

Tweede Exloërmond 1945-1961

Veenhuizen 1838-1910 Vries 1947-1975

Westerbork 1921-1966

De Wijk 1853- ?

Zuidlaren 1864-1975 [Ponne]