(Heukelum 1898 - Assen 1998) Commissaris van de Koningin in Drenthe, 1951-1964.
Vrijzinnige dokterszoon die in zijn studententijd werd beïnvloed door de Quakers en het socialisme. In 1927 werd hij adjunct-secretaris van de juist opgerichte Vereniging Opbouw Drenthe, die zich bezighield met de economische en maatschappelijke opbouw in Zuidoost-Drenthe. In 1934 werd hij directeur van de organisatie, die een voorbeeldfunctie in Nederland had. Na de oorlog was Opbouw Drenthe actief bij de wederopbouw van Drenthe. In de bezettingstijd was hij een vooraanstaand leider van de verzetsbeweging. In 1945 werd hij lid van de Eerste-Kamer voor de PvdA, waarin hij een rede hield die leidde tot de invoering van de Wet op het Kleuteronderwijs. Hij beëindigde zijn lange loopbaan als Commissaris der Koningin. In de functie bereikte hij vele resultaten op het terrein van de industrialisatie en de werkgelegenheid, alsmede op dat van de recreatie. Op dit punt vervulde hij een pioniersrol, die onder meer een uitgebreid fietspadennet bracht. Cramer nam het initiatief tot de Bestuurscommissie Noorden des Lands, een overlegorgaan van de drie noordelijke provincies.